(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)

Speciaal voor wietplanten wordt door een flink aantal bedrijven plantenvoeding gemaakt. Er is voor iedere fase uit het wietplantenleven wel een fles. Met een bijgeleverd voedingsschema in de hand, hoef je eigenlijk alleen de instructies op te volgen. Maar begrijp je ook wat je je wietplant te drinken geeft, en waarom? 

Net als mensen hebben wietplanten (en andere planten) voedingsstoffen nodig. Zonder de benodigde stoffen kunnen ze niet optimaal groeien en bloeien en komt de kwaliteit en de kwantiteit van de oogst in het geding. Het maakt daarbij niet uit of je biologisch op aarde kweekt of hydrologisch op kokos of andere inerte mediums. Het is echter wel zo dat de symptomen van tekorten of overschotten eerder in hydrosystemen aan het licht komen, dan bij wietplanten die in aarde groeien.

Plantenvoeding is geen dikmaker

Zelf hebben we het eigenlijk liever over mineralen of meststoffen dan over plantenvoeding. De naam plantenvoeding suggereert namelijk dat je een wietplant ermee kunt vetmesten. Dat is zeker niet het geval, want met te veel voeding zul je eerder minder wiet oogsten dan meer.

Te veel plantenvoeding zorgt namelijk niet voor corpulente wiettoppen maar werkt juist averechts. Wietbladeren kunnen erdoor verdorren (nutriënt burn), en het kan ervoor zorgen dat bepaalde benodigde mineralen niet meer opgenomen kunnen worden. Eenmaal verdorde bladeren, zullen niet meer herstellen van de nutriënt burn en weer groen worden.

Te veel plantenvoeding zorgt voor donkergroen blad met verbrande bladpunten. In het ergste geval verdort het gehele blad.

Mobiele en immobiele mineralen

Om erachter te komen welk mineraal je wietplant te kort komt, is de plaats van de schade op de plant van belang. Je moet namelijk weten dat sommige mineralen mobiel zijn, en andere immobiel. De mobiele voedingsstoffen kunnen zich binnen de plant verplaatsen, de immobiele stoffen niet. Is er een tekort aan een mobiel mineraal, dan vult een wietplant dat aan vanuit de onderste bladeren (omdat het kan, zeg maar). Je herkent het tekort dan aan de onderste bladeren.

Immobiele mineralen kunnen niet verplaatst worden, en dus ook niet aangevuld worden vanuit de oudere bladeren. Tekorten aan immobiele mineralen manifesteren zich daarom meestal aan de nieuwe bladeren, bovenaan de wietplant.

Macro en micro meststoffen

Als je weleens een fles plantenvoeding in je handen hebt gehad, dan weet je waarschijnlijk ook wel dat daar altijd NPK op staat, gevolgd door drie nummers. Deze drie nummers geven aan in welke verhouding de mineralen stikstof (N), fosfor (P) en kalium (K) in de plantenvoeding aanwezig zijn. Deze NPK verhouding staat op alle plantenvoeding, want stikstof, fosfor en kalium zijn de drie belangrijkste mineralen voor (wiet)planten.

Plantenvoeding die de ontwikkeling tijdens de groeifase stimuleren bevatten altijd een grote hoeveelheid stikstof (N). Fosfor (P) is benodigd voor stevige cellen en stammen en de ontwikkeling van bloemen, terwijl kalium (K) nodig is voor een gezonde stofwisseling. Bloeivoeding bevat dan ook meer fosfor en kalium dan stikstof.

Naast deze drie hoofdmeststoffen, de zogenoemde macronutriënten bevatten de meeste voedingslijnen ook de minder belangrijke maar zeker wel benodigde micronutriënten. Dit zijn onder meer de stoffen calcium, koper, borium, mangaan, ijzer en zink.

Voor een goede opname van micro- en macronutriënten dient de pH-waarde, de temperatuur en de EC-waarde van het voedingswater op peil te zijn. Foto: DedovStock, Shutterstock

Mineraal of organisch?

Je hoort weleens dat je van biologische (organische) plantenvoeding de EC-waarde en de pH-waarde niet hoeft te meten. Dit klopt, en maakt het kweken makkelijker maar het vereist wel een zogenaamde ‘levende aarde’. Organische meststoffen geleiden niet, dus het meten van de EC (elektrische geleidbaarheid) heeft ook geen zin. Deze meststoffen moeten verder ook eerst door het bodemleven (bodembacteriën en schimmels) worden afgebroken, voor ze door planten kunnen worden opgenomen. Op deze manier komt de voeding geleidelijk vrij voor de planten, en zijn overschotten bijna nooit aan de orde.

Minerale plantenvoeding daarentegen, kan direct door de plant worden opgenomen. Het bevat geen organisch materiaal maar puur de benodigde nutriënten. Deze mineralen worden wel direct opgenomen, waardoor het belangrijk is om niet te veel of te weinig te geven. Je dient de voedingsconcentratie ervan dan ook te meten, en niet te veel of te weinig te geven. In hydrosystemen groeien wietplanten op een inerte bodem zonder bacteriën en schimmels om organische deeltjes af te breken, en dien je dus altijd minerale plantenvoeding te gebruiken.

Met een pH-meter kun je de zuurtegraad (pH-waarde) van een voedingsoplossing meten.

De oh zo belangrijke pH-waarde

De pH-waarde van het voedingswater zegt iets over de zuurtegraad ervan. Het wordt gemeten op een schaal van 1 tot 14, waarbij 1 heel zuur is, 7 pH-neutraal en 14 heel basisch. Voor wietplanten is de pH-waarde belangrijk, omdat de verschillende mineralen alleen binnen bepaalde pH-waardes kunnen worden opgenomen. Als kweker zul je echter merken dat de pH-waarde enigszins schommelt.

Voedingsstoffen en mineralen hebben een invloed op de pH-waarde, als ook de temperatuur. Voeg daarom altijd eerst voedingsstoffen toe, en laat het water zoveel mogelijk op omgevingstemperatuur komen. Pas daarna kun je het water aanzuren met pH-min of pH-plus.

Voor hydrokwekers is de pH-waarde essentieel, voor aardekwekers is de pH-belangrijk maar voor volledig biologische kwekers niet. Kweek je hydrologisch, hou dan een pH-waarde aan van 5,5 tot 5,8. Kweek je op aarde, dan is een pH-waarde tussen de 5,8 en 6,4 beter.

[Openingsbeeld: Studio_G, Shutterstock]
(advertentie)