- Studie: cannabis allereerste gewas dat mensen teelden!
- Column • Hopelijk stemt Florida TEGEN legalisering op 5 november
- Veel gestelde vragen over wiet kweken met CO2
- Kijktip! TV-programma Zembla over de wietoplichters van Juicy Fields
- Amerika & Europa verenigd in Sweet Bourbon Auto Kush
- Gefjon kweekt Kush van de Barney’s boerderij (#8)
Def P – ‘Heen en Onweer’ – deel 13
Def P zit dagenlang op de Baikal Express, in de trein dwars door Rusland dus. Het is wat behelpen met de luxe en frisse lucht, maar het uitzicht maakt alles goed en iedereen stil. En de rapper blikt terug op een kat- en muisspel met de politie in zijn stad Amsterdam!
Maandag 17 mei – Baikal Express
‘Shit, zo vroeg nog?’ Even na vijven wordt ik wakker door een oude jeugdkwaal die de kop op steekt: astmatische bronchitis. Na zo veel dagen van walmende steden en stoffige hotelkamers krijg ik het ’s nachts erg benauwd in onze kleine, dichte en stoffige treincoupé. Ik doe de gordijnen open en zie dat het al redelijk licht is. De ramen kunnen helaas niet open, dus ik doe het schuifdeurtje naar de gang maar open. Waarschijnlijk hoest ik straks iedereen wakker, maar ik voel dat ik opknap van de wat frissere lucht die nu onze coupé binnen stroomt. Ik ga weer liggen en luister naar de geluiden van de trein. Aan het gehoest om me heen hoor ik dat ik niet de enige ben die last heeft van de benauwende lucht. Hoe dan ook, het fascinerende uitzicht maakt alles meer dan goed.
Bizar schouwspel
Na een nacht stevig doortreinen zijn we in een mooie bosrijke omgeving terecht gekomen die af en toe wordt onderbroken door een bizar schouwspel. Dit wordt veroorzaakt door vergane industriële terreinen, vermoedelijk krachtcentrales, met kleine dorpjes er omheen waar zo te zien nog steeds mensen wonen. De centrales zijn stuk voor stuk in een zeer vervallen staat. Overal roest, brokstukken en rotting. De dorpjes om de centrales heen bestaan niet uit kleine huisjes, maar uit enorme grote grauwe flatgebouwen die je eerder is een grote stad verwacht. Alles is hier grijs, vies, vervallen en compleet verlaten. De hoge flats staan er eenzaam bij en lijken compleet misplaatst zo tussen alle eindeloze stukken bos in.
Er hangt een dikke ochtendnevel die het geheel doet overkomen als het decor van een spookachtige filmscène. Het is net een post-apocalyptische wereld. Af en toe zie ik antieke stoomlocomotieven op verlaten rangeerterreinen staan, gehavend tussen compleet verroeste treinwagons waarvan de ramen zijn vervangen door grote spinnenwebben. Nergens is een spoor van leven te bekennen. Hier en daar kun je aan het wapperende wasgoed nog zien dat er nog steeds mensen wonen, maar die zijn om deze tijd waarschijnlijk nog in diepe rust. Alle straten en wegen zijn leeg. Het trage monotone gebonk van onze trein is het enige geluid hier. Ik word er stil van. Er valt ook niets te zeggen, want iedereen in de trein ligt nog te slapen. Dit zijn van die bijzondere momenten die je nooit meer vergeet.
En verdomd, het werkt! Dat was nog eens een nuttig gesprekje. Fijn om een advocaat met schone handen te ontmoeten
Het leven in deze trein is vooral improviseren. Na het poepen volgt nog altijd het kont afvegen, maar daarna moet je creatief zijn. Om mijn handen te wassen neem ik steeds een slok bronwater en spuug dit boven mijn handen uit in het wasbakje. Dat werkt best prima eigenlijk. Ik hoop alleen van harte dat onze kok aan boord wel stromend water heeft. Later op de dag raken we aan de praat met twee Brabanders die ook op deze trein meerijden. Het zijn twee oude vrienden van elkaar. De ene is advocaat en de andere agent. Ze zijn allebei getrouwd en hebben kinderen. Ze mogen van hun vrouwen een lange reis maken zonder het hele gezin op sleeptouw. Ze hebben het dus mooi voor elkaar en maken er een gezellige boel van. Het gesprek gaat al snel over de hygiëne aan boord. De slimme advocaat zegt dat hij een truc heeft ontdekt om water uit de kraan te krijgen. ‘Je moet gewoon een soort lipje aan het tuutje van de kraan optillen en dan komt er water uit.’ ‘Dat ga ik proberen!’ zeg ik enthousiast. En verdomd, het werkt! Dat was nog eens een nuttig gesprekje. Fijn om een advocaat met schone handen te ontmoeten.
Oneindige bossen
Het landschap blijft tijdens de middag redelijk gelijk. Oneindig lange stukken berkenbos, hier en daar een krachtcentrale en soms wat kleine dorpjes met bouwvallige houten huisjes. Af en toe lijken de volledig getimmerde dorpjes wel op de cowboydorpjes uit westerns. De trein dendert gestaag verder en het is net of de rit steeds verder teruggaat in de tijd. Hoe meer we naar het oosten trekken hoe armoediger en verotter alles wordt. En hoe ouderwetser en primitiever de mensen er leven. Ik kan me voorstellen dat sommige mensen dit als een deprimerende rit zullen ervaren, maar alles is hier zo anders dan thuis dat ik het juist ontzettend fascinerend vind. Er heerst hier een verlatenheid die in schril contrast staat met alle drukte van de grote steden waar we eerder doorheen liepen. Je ziet hier alleen maar plekken waarvan je zeker weet dat je er normaal nooit van je leven zult komen, of zou willen komen. En we razen er onverstoord langs.
Het leven in zo’n dorpje is vast geen pretje. Het enige probleem dat wij hier hebben is een vies toilet. Om de ranzigheid in de trein een beetje te compenseren besluiten we om de beste gerechten van ons treinrestaurant uit te proberen met een goede fles wijn er bij. In ieder geval weet ik nu dat de kok stromend water heeft. Een hele opluchting. En zo rollen we alsmaar verder richting het verre oosten. Af en toe stopt de trein een uurtje om in zo’n dorp goederen te laden of te lossen en er wat mensen in en uit te laten. Vooral de rokers maken dankbaar gebruik van deze schaarse stops.
Verschrikkelijk strafkamp
Net voor het donker wordt stoppen we in de stad Perm. Het is nog best een grote stad met ongeveer een miljoen inwoners, maar ook hier is armoe troef zo te zien. We zouden nu vlakbij het Oeralgebergte moeten zitten, maar daar gaan we ’s nachts doorheen rijden. Daarom zullen we er weinig van merken of zien. Het wordt tijd om een goed boek te lezen. Fenske is ondertussen gezellig aan het babbelen met twee dames die in Perm zijn ingestapt. Het zijn een moeder en een dochter uit Amsterdam. Ik kan me moeilijk iets voorstellen bij een leuke tijd in Perm als ik de boel zo bekijk.
Later hoor ik dat dit ook niet bepaald het geval was. In Perm was ooit Perm-36 gevestigd, één van de meest verschrikkelijke strafkampen ooit, gebouwd onder Stalin in de Sovjet periode. Dit kamp kun je met een Nazikamp vergelijken. Tegenwoordig kun je er een soort museumexcursie doen en dat hadden de dames gedaan. Interessant en indrukwekkend? Ja. Maar leuk? Nee! Het is wel opvallend dat hier geen enkel uniform op het station staat. Dat was in Moskou wel anders. De enige die hier nog autoritair staan te doen zijn onze eigen provodniks. Maar ach, die bedoelen het ten minste nog goed. Voor de rest heb ik het niet zo op al die Russische bromsnorren.
WEER IS DE SMERIS
Ik was nog een puber van een jaar of achttien. Naast een fanatiek hiphopper was ik net een beetje de extremere vormen van metal aan het ontdekken en liet mijn haar groeien. Muziek kon voor mij in die tijd niet hard genoeg zijn en de teksten niet extreem genoeg. Daarom had ik ook uitgekeken naar het concert van de Amerikaanse band “Death” die in de Melkweg een portie onvervalste deathmetal kwam serveren. Met een paar vrienden die ook wel van het stevigere werk hielden beloofde dat weer een wild avondje headbangen, moshen, stagediven en crowdsurfen te worden. En dat werd het! Het kostte me zelfs nog een gouden ketting, maar dat was weer een wijze les.
Lopen of fiets jatten
Moe maar voldaan wilde ik na afloop naar huis toe gaan. De pest was alleen dat dit soort avondjes altijd tot na twaalven duurden en ik dan de laatste tram naar Osdorp mistte. De nachtbussen waren extreem kut geregeld in die tijd en soms stond je letterlijk uren te wachten. Zo ook die nacht. Na ongeveer een uur gewacht te hebben gaf ik het vloekend op en besloot boos om dat hele tyfuseind alsnog te gaan lopen. Ongeveer halverwege de eindeloos lange Jan Evertsenstraat werd ik het zat en begon ik te kijken of er ergens toevallig een fiets los stond. Als dat zo was, redeneerde ik, was het waarschijnlijk toch al een gejatte fiets. En aangezien ik niet met gereedschap rond liep kon ik toch niet echt een fiets stelen.
Smerissen in burger
Terwijl ik zo dus nog redelijk legaal liep te struinen wist ik niet dat ik in de gaten werd gehouden door twee smerissen in burger. Ik kruiste al fietsencheckend de Orteliuskade en liep toen de brug over richting het Rembrandtpark. Opeens kwam er vanaf mijn rechterkant een personenauto keihard op me afgescheurd, zo de stoep op! Met piepende banden probeerden ze mij klem te rijden tussen hun bumper en de brugleuning. Ik schrok me de pleuris natuurlijk, dus vanuit een soort katachtige reflex sprong ik met een lenige boog midden op hun motorkap. Kwak! Toen begonnen ze opeens shit te roepen als ‘Politie!’ en ‘Halt! Blijf staan!’ Maar ik was er aan de andere kant van de auto alweer afgesprongen. Vol adrenaline sprintte ik naar het park en nam daar een duik in de bosjes. Daar bleef ik doodstil liggen. Ik hoorde ze nog een tijdje zoeken en toen gingen ze eindelijk weer weg.
Hijgend en vloekend stonden ze zich af te vragen waar ik in godsnaam gebleven was. Terwijl ik zelf juist uit alle macht mijn adem in hield
Blij dat ik ze te slim af was vervolgde ik mijn wandeling weer. Waarschijnlijk waren ze nu ook boos om de vette deuk in hun motorkap, want om de hoek bij de Staalmeesterslaan stonden ze met hun lichten uit te wachten. Toen ik langs liep kwamen ze opnieuw met gierende banden op me afgereden. Ik sprintte weer weg en schreeuwend en tierend zaten ze me op de hielen. Dit keer waren ze vastbesloten om het kat en muisspel te winnen. Ik klom op de balustrade van het kantoorgebouw daar, vloog links de hoek om en dook midden in een enorme plantenbak op een soort binnenpleintje. Een seconde later hoorde ik hun voetstappen razendsnel de hoek om komen. Hijgend en vloekend stonden ze zich af te vragen waar ik in godsnaam gebleven was. Terwijl ik zelf juist uit alle macht mijn adem in hield.
‘Hoe kan dat nou?’ ‘Ik zat echt vlak achter hem!’ ‘Volgens mij ligt ‘ie gewoon in één van die plantenbakken!’ ‘Oh shit!’ dacht ik. Eén van hen begon in de bakken te kijken. Het zweet begon me nu echt uit te breken, maar ik hield me zo stil dat hij totaal niet door had dat ik nog maar een meter van hem vandaan lag. Ik hoorde ze om assistentie vragen door een mobilofoon en ik was als de dood dat ze er honden bij gingen halen. Ik denk dat ik daar zeker nog een half uur doodstil heb gelegen. Pas toen was ik er van overtuigd dat ze weg waren. Als een sluipende kat rende ik nu van bosje tot bosje en bespiedde elke geparkeerde auto zeer argwanend voordat ik een straat overstak.
Schrammen en bulten
Uiteindelijk kwam ik zo uren later pas thuis. Helemaal onder de schrammen en bulten. Mijn kleren vol aarde en bloedvlekken. Mijn ouders sliepen gelukkig al, dus die hadden niets gemerkt. Daar was ik namelijk ook nog eventjes bang voor op dat moment. Toen ik eindelijk in bed lag en mijn adrenalinepeil wat afzakte bedacht ik me pas dat ik feitelijk nog niet eens iets verkeerds had gedaan. Ik had eigenlijk niet eens hoeven vluchten! Maar ach, het was toch heel erg spannend allemaal. En als puber voel je je stiekem toch wel een hele vent als je de smeris te slim af bent geweest.
Volgende week in Def P ‘Heen en Onweer’: Baikal Express + KLOTEBAANTJES
(advertentie)