- Dima kweekt Mohammed in de Minigrow One kweekkast (#2)
- Duimen voor stekken & Bubba Diesel met kleine hoofdtoppen
- Debunk • Opgebouwde THC-tolerantie geen bewijs dat wiet verslavend is
- Buitenwiet test ’24 eindigt met een geweldig Oogstfeest!
- Willie Wietman snoeit zijn bijna bloeiende Sneeze planten
- Studie • IQ en cognitie niet beïnvloed door levenslang wiet roken
Def P – ‘Heen en Onweer’ – deel 28
De laatste loodjes in de krankzinnige Chinese metropool Beijing voor Def P en zijn kersverse wettige echtgenote. Plus een terugblik op een compleet bizarre autorit van de rapper in België samen met Rakim en wat ‘stomme wijven’…
Dinsdag 1 juni – Beijing
We hebben vandaag nog bijna een hele dag in Beijing te besteden, maar deze staat toch in het teken van ons vertrek. Na het ontbijt checken we om een uur of elf uit en zetten we onze bagage in het opberghok. Nou moeten we ons tot een uur of acht zien te vermaken. We willen niet te ver uit de buurt gaan, dus we lopen zomaar wat rond. Onze eigen buurt kennen we nu wel, maar nadat we een paar hutongs hebben doorkruist vinden we toch weer een leuke straat die ons verrast. Het is een soort antiekstraat met aparte kunstwinkeltjes en tweedehands spulletjes. Fenske koopt een paar koperen Boeddhabeeldjes. Ik probeer vooral wat vreemde drankjes en hapjes uit. Om een uur of zeven komen we voor de laatste keer bij ons hotel terug, zodat we nog naar een fatsoenlijke plee kunnen waar we ons wassen en omkleden.
Complete chaos
‘Daar heb je hem al!’ Stipt om acht uur worden we opgehaald door onze transfer naar station Beijing West. Het is een bijzonder aardige chauffeur en hij belooft ons helemaal tot de trein te brengen. ‘Dat is toch niet nodig?’ vraag ik voorzichtig aan Fens. We rijden door een donker en regenachtige Beijing en komen uit bij een gigantisch treinstation. Overal staan, zitten of liggen Chinezen op een propvolle vloer. Iedereen schreeuwt door elkaar en daar bovenuit tetteren schelle luidsprekers een constant geratel van Chinese teksten. Bij alle loketten staan zeer lange rijen. Waar deze loketten voor dienen wordt uitsluitend in het Chinees aangegeven. Er hangt een broeierige opgefokte sfeer en het stinkt overal naar zweet. Het station is een complete chaos. ‘Ik ben ongelofelijk blij dat we een Engelssprekende Chinees bij ons hebben’ zeg ik. ‘Toch wel hè?’ zegt Fens. Alle reisinformatie is volstrekt onleesbaar en zonder onze grote vriend had dit ongetwijfeld een zeer stressvolle situatie opgeleverd.
Alle wandelgangen staan vol met dozen, tassen, zakken meel, plunjebalen en de onvermijdelijke bakken met noodles en andere vreterijen
De chauffeur loopt vastberaden voor ons uit en wij hobbelen achter hem aan met onze tassen op de nek. Daarbij moeten we goed oppassen om niemand te raken want overal zitten groepjes Chinezen op de grond. Alle wandelgangen staan vol met dozen, tassen, zakken meel, plunjebalen en de onvermijdelijke bakken met noodles en andere vreterijen. Alles meurt hier en de vloer is op veel plaatsen kleddernat van een overstroming die het station teistert. Het is ondertussen steeds harder gaan onweren en regenen. Op de laagste verdiepingen van het station komen nu hele stromen water naar binnen glijden. Volgens onze chauffeur is het een nieuw station en hebben de architecten geen rekening gehouden met zware regenval. Overal waar het water stroomt zien we ploegjes picknickende Chinezen snel opstaan en naar de droge gedeeltes vluchten waar het alsmaar drukker en benauwder wordt. We beginnen nu zelf ook aardig te zweten van de inspanning die we moeten leveren om ons in volle bepakking door alle mensen heen te werken. ‘Wat een vies goor stinkend kutstation is dit! roep ik. ‘Vertel mij wat!’ zegt Fens hijgend. ‘En weer onweer op de laatste dag!’ Het lijkt net of we op de vlucht zijn voor de onweer, maar dan steeds net te laat. Het heeft allemaal iets heel bijzonders, maar ik kan toch niet wachten om de trein weer in te springen en een beetje bij te komen.
Zware conditietest
‘Here it is!’ roept de chauffeur eindelijk. Na een zware conditietest komen we zwetend en puffend bij onze trein aan. We lopen er langs en zien een zooitje arme boeren die zich duwend en trekkend een weg naar binnen wringen. Dwars door alle andere armoedzaaiers die het zelfde proberen. Wij moeten er zelf ook min of meer doorheen en halen nog even diep adem. Overal mensen, chaos en zweetlucht. ‘Ik ben heel blij dat wij in een hogere klasse zitten, maar we moeten eerst nog maar eens zien hoe we daar terecht komen!’ Ik merk dat Fens en ik beetje opgefokt worden, maar onze chauffeur blijft superkalm. ‘This way!’ Hij loopt zelfs helemaal mee de trein in om er zeker van te zijn dat we goed zitten. Gelukkig heeft hij haarfijn aangevoelt dat we zijn hulp niet konden missen en zijn service gaat tot het uiterste. Wat een karma moet deze man hebben! Wanneer we eindelijk bij de juiste coupé aankomen schrik ik een beetje. We moeten volgens onze tickets een vierpersoons coupé delen en hier zitten al drie mensen in. De ruimte rond deze drie mensen is compleet volgestapeld met tassen en koffers. Fens en ik passen er zonder onze bagage al niet eens meer bij, laat staan met. ‘Whats the deal here?’ vraag ik geïrriteerd.
Kale monnik
Al gauw blijkt dat één van hen, een kale Chinese monnik in een bruin gewaad, niet in deze coupé hoort. Hij zit op zijn dooie gemak te ouwehoeren met een vriend of kennis en voelt totaal niet aan dat wij er bij moeten met onze spullen. Deze kleine ruimte is voor vier mensen al aardig claustrofobisch, maar vijf kan echt niet. Onze chauffeur is inmiddels al vertrokken, dus dit moet ik nu zelf oplossen. Nog lichtelijk opgefokt van onze barre tocht door het station tik ik de monnik aan. Ik kijk hem strak aan, wijs de coupé rond en doe vier vingers in de lucht. ‘Four persons, understand?’ Ik wijs naar de twee mannen: ‘One, two!’ En dan naar Fenske en mezelf: ‘Three, Four!’ ‘So you go now, okay?’ De monnik begrijpt mijn hint en gaat meteen pleiten. De twee andere mannen kletsten rustig verder. Ze liggen daarbij onderuitgezakt op de bankjes alsof er niets aan de hand is.
Onmogelijk communiceren
‘Nu moet ik alleen deze heren nog duidelijk maken dat onze bagage er hoe dan ook bij moet passen’ zeg ik tegen Fens. ‘Blijf je wel rustig?’ De mannen voelen nu ook aan dat ik aan het einde van mijn geduld zit, want ze bieden plotseling hun hulp aan. Met zijn drieën beginnen we al onze gezamenlijke bagage in hoeken en kieren te passen door te schuiven en te stapelen. Het lijkt net een grote puzzel. Het grappige van dit karwei is dat het meteen het ijs breekt. Communiceren met hen is zo goed als onmogelijk, maar samen puzzelen schept toch een soort band. Wanneer al onze bagage vakkundig in het kleine hokje is weggestopt geef ik ze allebei een hand. Nu kunnen we alle vier opgelucht en tevreden gaan zitten. Het zweet loopt in straaltjes door mijn shirt, maar we zijn weer eens klaar voor een lange, bijzondere en mooie treinreis.
Hulde aan onze chauffeur die ons als een soort Mozes door een zee van Chinezen heen hielp
We weten dat we een lange tijd met deze twee mannen in een kleine coupé moeten doorbrengen, dus we proberen een beetje contact met ze te maken. Met behulp van onze wereldkaart maken we duidelijk waar we vandaan komen en wat voor lange reis we al met de trein hebben afgelegd. Onze reisgenoten blijken een Chinees en een Tibetaan te zijn. Dit had ik niet verwacht omdat de mannen samen Chinees praten. Maar zodra de Chinees even de coupé uit is tikt de Tibetaan ons aan en zegt hij zeer nadrukkelijk dat hij geen Chinees is. Het doet me goed om voordat we Beijing uit zijn al een milde vorm van protest te bemerken. De Chinezen mogen namelijk beweren wat ze willen, de Tibetanen zien Tibet nog steeds als hun land. De Chinees is dertig jaar oud. De Tibetaan is veertig en journalist of schrijver. Vandaar zijn talenknobbel waarschijnlijk. Met de Chinees hebben we wat minder contact omdat hij het grootste deel van de tijd op de gang met de monnik zit te praten.
Extreme regen
We zitten in een vrij moderne trein met meer ruimte bij de wc’s en fonteintjes dan we gewend zijn. Maar voor de rest zijn het toch wel Chinese afmetingen. Dat merk je vooral als je languit in je bed probeert te liggen. Na alle stank en rotzooi die we op het station zagen zijn we in ieder geval blij dat we met twee relaxte jongens in een coupé zitten die allebei niet stinken. Wat dit soort dingen betreft ben je toch aan het lot over gelaten. Hulde aan onze chauffeur die ons als een soort Mozes door een zee van Chinezen heen hielp. Hij reed gelukkig ook kalm door de extreme regen en onweersbui heen. In feite stap je toch zomaar bij een wildvreemde in de auto waar je op dat moment alle vertrouwen in moet hebben. Daar heb ik ook wel eens onaangename ervaringen mee gehad.
BACKSTAGE BIJ RAKIM
Ik zat net een beetje te hangen thuis toen Fred belde of ik zin had om mee te gaan naar een concert van Rakim. ‘Maar die speelt toch in België?’ antwoordde ik. ‘Ja’ zei hij ‘maar we hebben een auto gehuurd en we kunnen je zo ophalen als je wilt’. Nou, dat liet ik me geen twee keer zeggen. Ik vroeg me wel af wie “we” waren, maar daar zou ik snel achter komen. Even later werd er getoeterd voor mijn deur en stond Fred daar met twee bloedmooie bruingetinte meiden. Het bleken twee fotomodellen te zijn en op de één of andere manier waren dit vage kennissen van Fred. Hij had de kaartjes geregeld en zij het vervoer. We waren mijn straat nog niet uit of ik wist al dat die meiden totaal niet konden autorijden. Als volslagen idioten scheurden ze om en om naar Antwerpen. Fred en ik zwaaiden op de achterbank van links naar rechts. Het was een wonder dat we na zo’n lange dollemansrit zonder ongelukken bij de concertzaal aankwamen.
Schaamteloze slijmtour
Hoe dan ook, het was een leuk concert en na afloop stonden Fred en ik alweer klaar om naar Nederland te rijden. Nou mooi niet! De dames moesten en zouden backstage gaan bij Rakim. En je weet hoe zoiets gaat in deze wereld: lekkere wijven krijgen meestal hun zin. Zij reden, dus Fred en ik moesten wel mee. Ze gingen schaamteloos op de slijmtour bij de crew van Rakim en mochten probleemloos naar binnen. Fred en ik stonden er bij en keken er naar. Wat bleek nou, Rakim had ook nog een late night show in een nachtclub in Brussel. De dames werden uitgenodigd, dus wij automatisch ook. Ik houd helemaal niet van dat quasi interessante backstage-V.I.P.-gelul, maar we hadden geen keus. We namen weer plaats op de achterbank en de dames reden achter Rakim’s busje aan naar Brussel toe.
Ik houd helemaal niet van dat quasi interessante backstage-V.I.P.-gelul, maar we hadden geen keus. We namen weer plaats op de achterbank en de dames reden achter Rakim’s busje aan naar Brussel toe
Gezien hun achterlijke rijstijl werd dat weer een vrij bizarre rit. Als door een tweede wonder kwamen we die nacht levend in het centrum van Brussel aan. Daar hobbelden we achter Rakim en zijn hele gezelschap aan de nachtclub in. Zo werden we via allerlei smalle donkere gangen door een enorm pand naar een ruimte geloosd waarvan wij dachten dat het de backstage was. Er zwaaide een deur open en we zagen weer wat licht. We liepen achter het kliekje aan en opeens bleken we midden op een podium te staan. Op hetzelfde moment werd er door een microfoon geschreeuwd: ‘Ladies and gentlemen, here is Rakim!’ Het intro van “Guess Who’s Back” schalde door de speakers en er werd direct met een korte show begonnen. Geen soundcheck of wat dan ook. Fred en ik keken elkaar verbaasd aan, maar het was eigenlijk best wel kicken daar zo aan de zijkant van het podium.
De opgefokte modelletjes gingen nu schreeuwen, vloeken en janken van wanhoop. Mijn god!
Er werden flessen champagne opengerukt en al snel zag ik onze twee chauffeurchicks ook gezellig aan de champagne gaan. Alleen dat gezellig viel een beetje tegen, want op de terugweg kregen ze schreeuwende ruzie. Vooral over de route. En wij “meerijders” moesten ons er niet mee bemoeien. Zo reden die stomme wijven ons van Brussel naar Antwerpen, waar ze van plek wisselden. Even later kwamen we weer doodleuk Brussel in rijden. Ik zweer het je. De opgefokte modelletjes gingen nu schreeuwen, vloeken en janken van wanhoop. Mijn god! Nu moest ik me er dus wel mee bemoeien. Ik wees ze de weg naar Antwerpen waar we nu voor de derde keer die dag naar toe reden. De ene chick reed en de andere ging demonstratief zitten slapen. Fred viel ook in slaap en ik zat achter de snotterende bestuurder een beetje mee te kijken of alles wel goed ging.
Stomme wijven
Op een gegeven moment dacht ik: ‘Shit, nu rijden we wel heel hard!’ Ik zag de teller op 160 kilometer per uur staan. Een auto voor ons, die met een normale snelheid reed, kwam heel snel dichterbij. En wij wisselden maar niet van baan. Ik zag duidelijk een klapper aankomen en die chick reageerde maar niet. ‘Remmen!!!’ riep ik, maar het was eigenlijk al te laat. Met een keiharde zwiep zwaaide de auto in het rond en we landden met een smak in de berm. Ons gloednieuwe karretje was total loss. Iedereen sliep tijdens het ongeluk, inclusief de chick die reed. Ze was met haar voet op het gaspedaal in slaap gevallen. Nu was iedereen opeens klaarwakker door de harde klap en ze zegen overal greppel en riet door het autoraam. Ik was de enige die gezien had wat er gebeurd was. ‘Wat is er gebeurd?’ riepen ze geschokt. Ik zei: ‘Ja, wat denk je zelf?’ Ik had het nu helemaal gehad met die stomme wijven. We belden een Belgische wegenwacht, gaven het wrak als onderpand, kregen een lift naar het station en kwamen uiteindelijk pas om tien uur ’s ochtends Amsterdam weer binnen rijden. Wat een drama zeg. Ik heb die meiden daarna nooit meer gezien. Behalve eentje, toen ik een keer naar L.A. vloog. Ze moest daar ook naar toe voor haar modellenwerk. ‘Als je maar niet achter het stuur zit’ was het laatste wat ik tegen d’r zei.
Volgende keer: Himalaya Express + VERVELEND GECLEAR
(advertentie)