- Gefjon kweekt Kush van de Barney’s boerderij (#12)
- Millennials kopen meer voorgedraaide joints dan wie dan ook
- Biologisch je eigen wiet kweken? Start hier!
- Dima kweekt Mohammed in de Minigrow One kweekkast (#2)
- Duimen voor stekken & Bubba Diesel met kleine hoofdtoppen
- Debunk • Opgebouwde THC-tolerantie geen bewijs dat wiet verslavend is
Def P – ‘Heen en Onweer’ – Deel 5
Na Berlijn gaat de wereldreis van rapper-schilder-schrijver Def P en kersverse echtgenoot Fenske naar de Poolse hoofdstad Warschau. Dat is andere koek, met maniakale automobilisten en old school armoede. Maar ook cocktials en ondergrondse jazz!
Zondag 9 mei, Berlijn – Warschau
Na een paar intensieve dagen Berlijn is het tijd om deze stad weer te verlaten. Ik kan het niet jammer vinden omdat ik weet dat er meer avonturen op ons liggen te wachten. Volgens onze reispapieren moeten we op de trein stappen bij het Haubtbahnhof. Na veel gedoe met zware tassen sjouwen, kaartjes kopen, verder reizen en weer doorsjouwen staan we krap op tijd op het centraal station. We rennen als gekken naar ons perron. ‘Pfff, dit is echt op het nippertje zeg!’ We staan nog te hijgen van de sprint als onze trein komt aanrollen. Het heeft één voordeel, want het perron is nogal hooggelegen. We staan op een gigantisch hoog station en onder ons lopen allerlei andere treinsporen en glazen roltrappen door. Omdat ik mij focus op de aankomende trein heb ik niet meteen in de gaten dat Fenske begint te hyperventileren van de hoogtevrees. Dat kan bij haar soms heel heftig zijn. ‘Ik moet zo snel mogelijk van dit perron af’ hoor ik opeens een angstige stem zeggen.
De trein naar Polen
Onze trein komt als geroepen. Ik duw Fens voorzichtig de trein in en begeleid haar naar onze coupé. Daar komt ze weer een beetje tot zichzelf wanneer de lange trein in beweging komt. We rijden opgelucht richting het oosten. Even later maken we onze eerste stop en ik kijk verbijsterd uit het raam. ‘Staan we nu serieus stil op het fokking Ostbahnhof?’ ‘Jezus, dat meen je niet!’ ‘Dit is het station vlak naast ons hotel!’ ‘Godverdegodver!’ ‘Ik kan ons fokking hotelgebouw gewoon zien!’ Nu blijkt dus dat we door gebrekkige reisinfo weer een uur lang voor niets door de stad hebben geploeterd met onze volle bepakking. ‘We hebben juist geluk dat we deze trein nog gehaald hebben’ bedaart Fenske mij nu op haar beurt. Inderdaad, het had nog veel erger gekund. We rijden nu naar Polen en alles verloopt nog steeds volgens plan.
We zijn Berlijn nog maar nauwelijks uitgereden of het landschap verandert van stad naar bos. Het treinpersoneel spreekt ons al aan in het Pools. We kunnen er helaas niets mee, maar het bevestigd wel dat we in de juiste trein zitten. We staan een tijd stil aan de grens en vervolgens begint een lange rit door Polen. Ik denk aan de talloze mensen die deze route in de tweede wereldoorlog moesten afleggen onder de meest erbarmelijke omstandigheden. Dat is een flink eind naar je eindstation. En dan zitten wij er nog comfortabel bij in een schone trein. De eerste uren van de reis hebben we een zespersoons coupé voor onszelf. Hoe prettig dit kan zijn blijkt als halverwege de rit een oudere man bij ons in de coupé komt zitten. Hij ziet er netjes uit in zijn donkerblauwe confectiepak, maar hij stinkt als de hel. Er kunnen geen ramen open en iedereen heeft vaste plekken in deze trein. We zitten ongeveer anderhalf uur in een zure penetrante stank als die kerel eindelijk weer uitstapt. ‘Laat in ieder geval de coupédeur maar open staan!’ Helaas zijn we nog niet van zijn lucht af, want onze coupé ruikt zelfs een uur na zijn vertrek nóg alsof er geitenkaas in kattenpis wordt gekookt. ‘Gadverdamme!’
Er komt meteen een bedelende zwerver met een stompje op me af. Ik waan me direct in een soort blank India
‘Zo moet je dat zien!’ We rijden het hart van Warschau in via de buitenwijken aan de westkant van de stad. Onze eerste indrukken zijn nogal grauw, smerig, armoedig, vervallen en deprimerend. ‘Geen wonder dat zo veel Polen bij ons komen werken.’ Op het centraal station zoeken we naar een mannetje van het hotel dat we geboekt hebben, maar deze is nergens te bekennen. Wel komt er meteen een bedelende zwerver met een stompje op me af. Ik waan me direct in een soort blank India. Maar in plaats van lepra zal het hier wel om een verkeersongeval gegaan zijn, want eenmaal bovengronds gekomen blijken veel Polen te rijden als maniakken.
Het station krioelt als een mierennest en is vies en chaotisch. Overal hangen daklozen en alcoholisten rond. Dit is niet de beste plek om hulpeloos met al je bagage te staan lummelen dus het wordt tijd voor actie. ‘Zullen we een taxi naar het hotel pakken?’ ‘Dat is prima, maar dan moeten we eerst Pools geld hebben.’ Ik kijk goed om me heen en zie al gauw een bank. Alleen om die te bereiken moet ik twee vijfbaans autobanen heelhuids over zien te steken. Ik zie nergens een zebrapad of een stoplicht, dus ik verzamel al mijn moed, wacht een juist moment af en trek een sprintje. Aan alle kanten zoeven de auto’s me met een noodgang voorbij. Fenske kijkt ongerust toe. Niemand remt af om een portie geplette darmen op zijn motorkap te voorkomen.
Ik houd dapper vol en slaag in mijn missie. Ik pin en kom even later met Pools geld bij de taxistandplaats terug. We spreken een chauffeur aan en geven het adres van ons hotel. ‘Ik kan jullie daar wel heenrijden, maar dat hotel is slechts 300 meter verderop’ zegt de man in moeilijk te volgen Engels. We bedanken hem vriendelijk. ‘Wat een mazzel dat we een eerlijke chauffeur treffen en niet zo’n eikel die ons meeneemt op een toeristische omweg.’ ‘Zeker, maar nou moeten we die twee vijfbaanswegen wel samen oversteken en ditmaal met volle bepakking!’ ‘En dat wordt een helse klus!’ Na een paar bloedstollende momenten lopen we veilig aan de overkant en zien we een grote voetgangerstunnel die onder de weg door gaat. ‘Oeps!’ ‘Sorry, niet gezien.’ Zo komen we er op de moeilijke manier achter dat Polen bij brede wegen niet oversteken, maar ondersteken. We moeten blijkbaar nog een beetje integreren.
Ondergronds jazzcafé
Na het inchecken kunnen we niet wachten om de straat op te gaan. We sterven van de honger en willen Warschau ontdekken. Een pizza met wijnfles later lopen we vrolijk door de stad en stuiten op een ondergronds jazzcafé. ‘Oh leuk, zullen we dit proberen?’ We stappen een soort chique nachtclub binnen met goede livemuziek en een uitgebreid cocktailmenu. ‘Precies wat we willen!’ Heerlijke mojito’s weghakken tegen een Pools prijsje. En zoals het een ouderwetse jazzclub betaamd wordt ook hier volop gerookt en gezopen. ‘Kijk, er staat zelfs een blowjob op het menu’ lach ik. ‘Met hete noten op de koop toe.’ We drinken tot in de kleine uurtjes en verlaten de club. Op naar een schone hotelkamer met een goed bed.
Ik lig nog even na te denken over het uiterlijk van de Polen. Ze zien er, net als de Duitsers, uit als blanke Europeanen. Logisch, maar ik verwacht dat je bij een treinreis naar het oosten de mensen geleidelijk in Mongoliërs en Chinezen gaat zien veranderen. En als die verwachting klopt dan zouden de Polen daar al ietsje meer op moeten lijken dan de gemiddelde Duitser. Is het nou mijn fantasie, of lijkt hun huid al iets geler en de gezichten wat minder spits? Ik vind het vermakelijk om de hele reis op dit soort details te letten en de subtiele overgangen bewust te ontdekken. In ieder geval hebben ze niet van die rode hoofden zoals Nederlanders die op vakantie zijn. En ze lijken ook minder modieus en hip gekleed te gaan. Maar dat komt waarschijnlijk omdat Nederland rijker is. Of oppervlakkiger.
ONGEMERKT
Wat was het leven toch simpel toen ik klein was. Mijn moeder kocht mijn kleren en ik trok ze aan. Alleen voor schoenen moest ik mee om ze te passen. Ik kon kiezen tussen goedkoop of goedkoper en het boeide me allemaal geen reet. Als ik er maar mee kon voetballen. Maar toen ik een jaar of tien werd veranderde dit onbezorgde modebeleid in een ware crisissituatie. De populaire jongens van de klas liepen opeens allemaal op dure merkschoenen van Le Coq Sportief, Adidas of Puma en het duurde niet lang voor alle meelopers ook de weg naar de duurdere merken hadden ontdekt. Van het ene op het andere schooljaar hoorde je er niet meer bij zonder een hip merkje op je schoeisel. En omdat mijn ouders het niet zo breed hadden hoorde ik er dus keihard niet bij met mijn afgedragen Batastappers. Zeuren had geen zin, want een lege knip zwicht niet.
Tweedehands afdankertjes
De schooljaren daarna werd het eigenlijk alleen nog maar erger. Iedereen liep nu met La Coste of Grease T-shirts en ik met tweedehands afdankertjes. Mijn moeder had inmiddels zo veel medelijden met me dat de lieve schat speciaal met de tram naar de Albert Cuyp ging om illegale opnaaikrokodilletjes voor mijn marktpolo te kopen. Waar ik vervolgens natuurlijk genadeloos mee door de mand viel wegens het ontbrekende neklabeltje. ‘Ah je draagt nep-Lacoste, haha!’ Dat maakte het dus alleen maar erger. Het resultaat was dat ik op een gegeven moment helemaal geen merkartikelen meer wou. Ik vond al dat gezeik om merkjes steeds stommer worden.
Tegen de tijd dat ik de brugklas had overleefd en midden in het voortgezet onderwijs zat was ik inmiddels een overtuigd antimodedrager geworden. Ik had mijn oude kleren-imago volledig geaccepteerd door er juist een bewust alternatieve draai aan te geven. Ik hield het meest van oude legerkleding uit de dumpwinkel en dat was nog goedkoop ook. Nu kon ik zelf de stumpers uitlachen die al hun zakgeld aan te dure mode moesten besteden en daardoor niets overhielden voor écht belangrijke zaken als platen kopen en concerten bezoeken.
Je gaat toch niet extra betalen om reclame te lopen voor één of andere gladde oplichter die je niet kent?
Als je er over nadenkt is het ook belachelijk. Een trui die in een normale winkel niet meer dan twintig euro kost, krijgt in een dure modezaak ineens een prijskaartje van honderdtwintig euro omdat er de naam van een Franse of Italiaanse ontwerpnicht op staat. Voor mij maakt dat de trui juist minder waard dan die twintig euro. Je gaat toch niet extra betalen om reclame te lopen voor één of andere gladde oplichter die je niet kent?
Ik ben nooit zo’n “shopper” geweest. Ik prefereer winkelen en dat doe je als je iets nodig hebt. Niet voor de kick, de prijs of het merk. Tegenwoordig boeit het me helemaal niet meer. We krijgen nu dagelijks zoveel opdringerige reclame te verwerken dat we het nog amper opmerken. Ik kies ongemerkt toch voor iets dat merkbaar lekker zit. Merk of geen merk. En dat merk je.
Volgende week in Def P ‘Heen en Onweer’ : Warschau + STRAFWORP
(advertentie)