- Gefjon kweekt Kush van de Barney’s boerderij (#12)
- Millennials kopen meer voorgedraaide joints dan wie dan ook
- Biologisch je eigen wiet kweken? Start hier!
- Dima kweekt Mohammed in de Minigrow One kweekkast (#2)
- Duimen voor stekken & Bubba Diesel met kleine hoofdtoppen
- Debunk • Opgebouwde THC-tolerantie geen bewijs dat wiet verslavend is
Def P – ‘Heen en Onweer’ – Deel 6
Op de wereldreis van rapper Def P en zijn Fenske is het pasgetrouwd koppel aanbeland in Polen. De tijd lijkt daar soms stil te hebben gestaan, zeker in de smoezelige tenten waar zij hun drankjes nuttigen. In de flashback een terugblik op de voortdurende (groenten)gevechten op het schoolplein waarin Def P steeds een hoofdrol opeist…
Maandag 10 mei, Warschau
‘Yes! Het lijkt er op dat de zomer is begonnen!’ ‘Dat komt mooi uit, want dit is onze enige volle dag in Warschau.’ Onze eerste indruk, toen we de stad binnen reden, bleek gisteravond al grotendeels onterecht, dus vandaag belooft veel goeds. We ontbijten goed en stappen als echte toeristen naar buiten. Dat wil zeggen: tas op de rug en camera op de buik. En een plattegrond in de achterzak natuurlijk. We hebben een mooie wandelroute uitgestippeld die zo’n beetje langs alle mooie plekken en belangrijke monumenten van de stad leidt.
Het is overduidelijk dat de oorlog een grote rol in de geschiedenis van Polen heeft gespeeld. Op elke hoek word je er op de één of andere manier aan herinnerd. Het stikt in Warschau van de monumenten, graven, gedenkstenen en standbeelden die er iets mee van doen hebben. Je ziet er ontzettend veel mooie oude gebouwen in allerlei warme geel en bruintinten, afgewisseld door statige kerken. ‘Wat een prachtige stad is Warschau toch!’ ‘Ja, dit overtreft mijn verwachtingen’ geef ik toe. De fotogenieke omgeving in combinatie met het zonnige weer biedt ons de perfecte gelegenheid om de camera eens goed uit te proberen. We trekken door de hele stad en schieten prachtige plaatjes die zo een reisfolder in kunnen.
Heftige paniekaanval
‘Het is gedaan met de warmte’ zegt Fens een paar uur later. Boven ons hangt er een dreigende lucht en opeens begint het keihard te regenen en te onweren. De regen plenst zo genadeloos hard dat bijna iedereen rennend naar beschutting zoekt. Gelukkig biedt deze stad genoeg leuke schuilplaatsen waar we meteen een hapje kunnen eten. Het overdekte winkelcentrum lijkt nu opeens een stuk interessanter dan bij mooi weer. ‘Zullen we dan maar gaan shoppen?’ zeg ik grijnzend. We stappen een hoge glazen roltrap op en terwijl we naar boven gaan krijgt Fenske opeens een heftige paniekaanval. Haar extreme hoogtevrees kan soms venijnig hard toeslaan. Van het ene op het andere moment begint ze zwaar te hyperventileren.
Ik heb nog geen halve voet over de drempel gezet of een dronken portier met een gemene hoekige pitbullkop komt agressief op me aflopen
Ik pak haar stevig vast en voel haar hart zowat uit haar keel bonken. Bovenaan de roltrap duw ik haar hijgend de eerste de beste winkel in. Als een bang vogeltje duikt ze tussen twee jassenrekken. De vrouw van de winkel kijkt verbaast toe, maar ik gebaar dat alles oké is. Fens komt langzaam weer tot zichzelf en met de nodige overtuigingskracht weet ik haar weer veilig naar beneden te praten. Gelukkig zakt de angst daar snel. We lopen naar buiten waar het inmiddels alweer droog is. Fenske haalt diep adem en kan weer glimlachen. ‘Laten we voorlopig even geen glazen roltrappen meer doen’ lach ik. We besluiten te gaan drinken in het Poolse Hardrockcafé. Drinken is ook eigenlijk het enige dat je daar kunt doen. Of je moet komen voor het bekijken van retecommerciële videoclips waarvan het hardrockelement meestal ver te zoeken is.
Bijzondere stad
‘Zullen we ergens anders nog een laatste drankje halen?’ ‘Misschien is dit wat’ wijs ik op een neonverlichte trap naar beneden toe. Voordat we het doorhebben lopen we per ongeluk een soort Poolse aso-tent binnen. Ik heb nog geen halve voet over de drempel gezet of een dronken portier met een gemene hoekige pitbullkop komt agressief op me aflopen. Hij snauwt iets in het Pools tegen me. Ik vraag beleefd of hij ook Engels spreekt, maar hij begint steeds harder te snauwen in het Pools. Hij kijkt me vuil aan en wijst naar beneden. Een paar mensen aan de bar beginnen me nu ook aan te kijken met een niet al te intelligente blik in hun ogen. Ik voel een grimmige sfeer ontstaan en daar heb ik helemaal geen zin in. ‘Kom, we gaan weer naar buiten’ zegt Fens. ‘Wat een eikel hè?’ zeg ik. ‘Vermoedelijk mag je daar niet naar binnen met gymschoenen of zo.’ ‘Zoiets vermoed ik door het wijzen’. ‘Dat zou trouwens wel ironisch zijn als je zag wat voor gespuis daar wel binnen zat!’ lach ik. ‘Klote tent, klote sfeer, klote muziek, klaar!’
Hoe dan ook, we hebben een geweldige dag gehad in een hele bijzondere stad en het is eigenlijk de hoogste tijd om te gaan pitten. Morgen hebben we weer een stevige treinreis voor de boeg. Gelukkig ben ik oud en wijs genoeg om mijn dag niet te laten verknallen door dit soort trieste figuren. Je kunt er wel tegen in gaan, maar voor je het weet is de rest van je hele reis verknald omdat je in een vreemd land in een derderangs ziekenhuis ligt. Dit soort dronken confrontaties krijgen al gauw het niveau van pesten op het schoolplein, maar dan met grotere gevolgen.
STRAFWORP
Als kind woonde ik vlak bij de Verspuccimarkt. Met vriendjes van school struinde ik dagelijks door stadsdeel de Baarsjes om ons op wat voor manier dan ook te vermaken. En daar waren we aardig creatief in. Een bijzonder moment van de dag was als de markt was opgeruimd, maar de vuilnismannen nog moesten komen. Het marktplein stond dan vol met allerlei kistjes met rotte tomaten, beurse aardappelen en verlepte kolen of knollen. Er waren toen nog geen PlayStations om elkaar digitaal te bekogelen, dus je kunt je voorstellen dat dit voor ons het ideale speelterrein was om hele veldslagen te houden. Aan weerskanten van de straat werden twee houten planken op hun kant gezet waarachter we ons in ploegen konden opstellen. Daarna werd er zoveel mogelijk groenten verzameld voor ons culinaire potje trefbal. In ploegjes van drie of vier koters zaten we dan achter die planken te schuilen om af en toe een knol af te vuren. Het leek soms net een loopgravenoorlog.
In de ploeg tegenover mij zat een zekere Bobby. Een luidruchtig en verwend jochie dat vaak andere kinderen pestte. Ik heb het nooit zo op pestkoppen gehad, dus ik probeerde natuurlijk om Bobby te raken. Ik heb lange armen, dus ik kon als kind al flink hard gooien. Maar omdat Bobby nogal een bange poeperd was kon niemand hem raken. Hij zat namelijk meer te schuilen dan te gooien. Ik hield de overkant strak in de gaten en op een gegeven moment ontdekte ik een soort ritme in de manier waarop hij steeds even boven de plank uitkeek en weer weg dook. Kijken, duiken, kijken, duiken, kijken, duiken. Ik mikte een grote aardappel precies op het punt waarop hij steeds tevoorschijn kwam, maar dan een seconde van tevoren. Ik zag de aardappel als een soort filmscène in slow motion door de lucht suizen richting de plank. En ja hoor! Daar kwam Bobby’s hoofd weer boven de plank en PATS! De aardappel spatte midden op zijn voorhoofd in stukken uit elkaar. Een briljante voltreffer! Bobby, die de aardappel nooit aan had zien komen, was een seconde compleet verbijsterd en begon toen keihard te janken en te gillen. Wij zeken ondertussen haast in onze broek van het lachen. Schreeuwend holde hij naar zijn moeder die om de hoek woonde. Die was natuurlijk erg boos op mij, maar ja, bepaalde jongensspelletjes brengen nou eenmaal een risico met zich mee.
Wie had toen kunnen vermoeden dat ik later een culthit zou schrijven over het afbranden van kerken?
Zo had ik ook een keer een akkefietje op het schoolplein met een zekere Patrick. Ik was sterker dan Patrick, maar omdat Patrick harder kon rennen dacht hij mij toch te kunnen pesten. Zo gaf hij mij twee keer een trap van achteren en holde dan keihard weg als ik hem wou pakken. ‘Dat gaat hij me geen derde keer flikken’ dacht ik. Ik zocht een mooie platte steen die lekker in mijn hand lag en ging expres een beetje quasi onoplettend midden op het schoolplein staan. Daar kwam weer een trap van achteren. Ik draaide me om en zag hem weer keihard wegsprinten. Ik mikte geconcentreerd en plantte de steen precies op zijn ruggengraat. PATS! Het vervelende ettertje schreeuwde het uit van de pijn. Maar in plaats van dat die lul het daarbij liet, ging hij mij verklikken aan zijn juffrouw. Toen moest ik als klein verlegen jongetje na de pauze voor zijn klas komen staan om publiekelijk mijn excuses aan te bieden. Wat vond ik dat erg! Ik weigerde zonder pardon, dus ik kon rekenen op een flinke straf. Ach ja, mijn statement was wel goed gemaakt zo. Nooit meer last van die gozer gehad.
Huisarrest
Dat doet me trouwens denken aan de keer dat het stormde en er een hele berg oude kranten tegen het hek van de kerk was gewaaid. Het leek mij wel geinig om er een brandend lucifertje bij te gooien, maar ik schrok zelf nogal van hoe snel dit vuur zich verspreidde. Ik werd toen ook meteen verraden en kon weer op fikse straf en huisarrest rekenen. ‘Je had wel eens die hele kerk in de fik kunnen steken!’ Wie had toen kunnen vermoeden dat ik later een culthit zou schrijven over het afbranden van kerken? Je vindt me misschien een beetje raar, maar ik ben gewoon een moordenaar!!!
Volgende week in Def P ‘Heen en Onweer’ : Warschau – Minsk + GIJS
(advertentie)