- Gefjon kweekt Kush van de Barney’s boerderij (#12)
- Millennials kopen meer voorgedraaide joints dan wie dan ook
- Biologisch je eigen wiet kweken? Start hier!
- Dima kweekt Mohammed in de Minigrow One kweekkast (#2)
- Duimen voor stekken & Bubba Diesel met kleine hoofdtoppen
- Debunk • Opgebouwde THC-tolerantie geen bewijs dat wiet verslavend is
Def P – ‘Heen en Onweer’ – Deel 7
Steeds dieper trekken Def P en Fenske Oost-Europa in. In een gezellige maar redelijk oude rammeltrein voert de reis hen van het Poolse Warschau naar de Wit-Russische stad Minsk. Ondertussen herdenkt de rapper ook zijn jeugdvriend, de ‘monsterlijke’ kat Gijs.
Dinsdag 11 mei, Warschau – Minsk
‘Ik ben zo blij met de ontbijtjes hier’, zeg ik. ‘Ja, en we mogen tot drie uur ’s middags onze kamer houden dus laten we daar goed gebruik van maken’, zegt Fens. Onze trein zal pas om negen uur ’s avonds vertrekken, dus we hebben nog tijd zat om een onbekend deel van Warschau te verkennen. Het is terrasjesweer en we vermaken ons uitstekend. Als ’s avonds de honger toeslaat besluiten we wat te eten op een keurig buitenterras van een Italiaan. Naast het terras loopt een steegje op een poort uit wat kennelijk een belangrijke doorlooproute voor zwervers en bedelaars is. Ons tafeltje is helaas erg in trek. De bedelaars stinken zo erg dat de eigenaar van het restaurant, die duidelijk bekend is met dit fenomeen, ze komt wegjagen met een glas water in zijn ene hand en een doek in zijn andere. Het water blijkt om te gooien en de doek houdt hij voor zijn neus. Allemaal om de zwervers niet aan te hoeven raken of te ruiken. Kun je nagaan hoe ze stinken!
De gesmolten kaaslucht van mijn spaghetti krijgt ineens een hele nare associatie. We hoeven hier geen toetje meer dus we betalen snel en lopen weg. Ons laatste uurtje Warschau kunnen we vast beter besteden. We lopen naar ons hotel terug en zien dat beneden in de loungebar een leuke jazzband live speelt. Nog een laatste borrel we hobbelen weer met volle bepakking naar het station. Het plan is dat we nu in één stuk doorrijden naar Minsk. Ook al zo’n stad met een pittige oorlogsgeschiedenis. Ik ben erg benieuwd naar de sfeer daar, vooral omdat sommige Nederlandse reisbureaus weigeren om deze reis voor ons te regelen. Wit Rusland wordt wat dat betreft toch vaak als “moeilijk” ervaren. Maar met ietsje verder zoeken en doorzetten zijn we toch aan een visum en een ticket gekomen.
Smoezelige oude trein
‘Daar heb je de trein naar Minsk!’ Het is een smoezelige oude bak. We lopen naar onze wagon en de “provodnik” (een soort Russische treinstewardess) staat al plechtig in de houding. Het is een wat oudere, autoritaire blonde dame in een strak uniform met de bijbehorende norse blik. Wij spreken Engels en zij Russisch en daar moeten we het mee doen. Een beetje knikken en handgebaren, verder komen we helaas niet. Met een minachtende blik pakt ze al onze treinkaarten en loopt weg. ‘Wat is dat nou?’ Fens en ik worden er nogal ongerust van, want er zitten ook allerlei andere treinkaarten bij voor het traject na Minsk. En daar heeft zij niets mee te maken lijkt ons. Fenske roept haar weer terug. Met handgebaren probeert ze de dame duidelijk te maken dat we de tickets terug moeten hebben. In een soortgelijke internationale gebarentaal probeert de provodnik ons geïrriteerd duidelijk te maken dat we de kaarten weer terug krijgen in Minsk. Althans, we hopen maar dat ze dat bedoeld. Het geeft deze reis een onverwacht hoge spanningsfactor.
Douane, de politie en het leger. Allemaal moeten ze één voor één onze paspoorten zien
‘Moet je dit zien zeg!’ Het interieur van de trein is hilarisch. Overal hangen stoffen gordijntjes, liggen kleedjes op de grond of staan er vaasjes met kunstbloemen. Om de sfeer compleet te maken staat er ook nog hele foute muziek op. ‘Het lijkt wel of we in een rijdend bordeel zitten!’ Als de trein zich in beweging heeft gezet zitten Fens en ik gezellig te babbelen. Opeens steekt het strenge hoofd van de provodnik sissend door onze deur heen. We schrikken er een beetje van. Ze gebaart streng dat we zachtjes moeten praten omdat er al mensen slapen. ‘Nu al?’ Einde gezelligheid.
Het is inmiddels al donker, dus uit het raam kijken is ook geen optie meer. Dan maar gaan pitten en morgen weer vroeg op. Hoewel, ik moet mijn dagelijkse stukje nog schrijven, dus daar ga ik nog even goed voor zitten. Het is doodstil in de trein. Gek genoeg komt dezelfde provodnik die ons nog geen uur geleden tot stilte maande nu de hele trein weer waker maken omdat we bij de grensovergang zijn aangekomen. Ik denk dat ze gewoon lol heeft in mensen commanderen. Terwijl ik dit schrijf loopt er een hele ploeg mannen en vrouwen in douane en legeruniformen door de trein. Ik zet onze coupédeur open, maar ze kijken nauwelijks naar binnen. Zo staan we een lange tijd stil.
You are real globetrotters
Plotseling stappen ze allemaal tegelijk onze coupé in. Douane, de politie en het leger. Allemaal moeten ze één voor één onze paspoorten zien. De heren kijken hier zo serieus bij dat ik het gevoel krijg dat ze deze blikken thuis voor de spiegel geoefend hebben. ‘Het lijkt wel een filmscène’, fluister ik naar Fenske. Eén van de mannen in een militair uniform maakt een klein grapje om het ijs te breken. ‘You are real globetrotters’ zegt hij. Ik versta zijn slechte Engels niet en laat hem de grap herhalen. ‘Hij doelt op alle stempels in onze paspoorten’, zegt Fenske geïrriteerd. Als alles eindelijk achter de rug is vraag ik of we kunnen gaan slapen, maar de Poolse soldaat antwoord dat we over een half uur weer een controle krijgen. Dit was slechts om Polen uit te komen, de controle van Wit Rusland moet nog beginnen.
‘Ja hoor, daar gaan we weer!’ Een half uur later begint hetzelfde verhaal helemaal opnieuw. Weer de paspoorten drie keer laten zien en dit keer geen grapjes. Hadden die Nederlandse reisbureaus dan toch gelijk? Het is inmiddels erg laat geworden en we zitten versuft vanaf onze bedjes toe te kijken hoe de Witte Russen door al onze tassen heen grabbelen. Op een gegeven moment komt er ook nog een jonge dame onze coupé binnenstampen. Ze vraagt naar onze verzekeringspolis. ‘Vreemd’, mompel ik. Stomtoevallig heb ik voor noodgevallen een kopie van mijn polis bij me. Ik haal het kopietje tevoorschijn en Fenske laat deze opgelucht aan de dame zien. De norse dame begint er bloedserieus naar te staren.
Het is inmiddels diep in de nacht en alle passagiers zijn doodmoe. Fenske valt meteen in slaap en ik lig nog minstens een uur wakker van een luidruchtige rangeeractie
Ik kan mijn lachen bijna niet meer inhouden omdat ik me opeens bedenk dat deze dame zeer waarschijnlijk alleen maar Russisch kan lezen. Deze “late nightshow” wordt alsmaar gekker en serieuzer en ik word daar juist een beetje melig van. “It’s okay” bromt ze en geeft me het kopietje weer terug. Een andere kerel heeft onze paspoorten inmiddels mee naar buiten genomen en hij lijkt een eeuwigheid weg te blijven. Ik merk dat Fenske erg zenuwachtig is. ‘Straks rijdt onze trein gewoon door en hebben we onze paspoorten niet meer’, fluistert ze. ‘Stel je voor!’ zeg ik. ‘Dan zouden we geen paspoorten én geen treinkaarten meer hebben!’ Wat dat betreft wordt je hier zonder tekst of uitleg compleet aan je lot overgelaten.
Gelukkig komt de man die er met onze paspoorten vandoor ging na een half uur weer terug en blijken onze visa in orde te zijn. Alle uniformen stappen uit en onze trein rolt weer verder. Het is inmiddels diep in de nacht en alle passagiers zijn doodmoe. Fenske valt meteen in slaap en ik lig nog minstens een uur wakker van een zeer lange en luidruchtige rangeeractie. Zoiets gaat hier met veel metaalgeklingel en schokken gepaard. Achteraf blijkt dat we zelfs op een ander spoor zijn gezet. Fenske heeft hier compleet doorheen geslapen. De mazzelaar. Ik zag alleen maar een bosje rossige krullen boven de dekens uitkomen en daaronder werd tevreden geknord. Ik had vroeger een rode kat die ook vaak knorrend in mijn bed sliep. Het liefste pontificaal in het midden. En dan moest je vooral niet proberen om “zijn” plekje in te pikken.
GIJS
Toen ik drie was kwam Gijs in mijn leven. Gijs was een klein rood katje dat eigenlijk voor mijn oma bedoeld was. Mijn vader had het beestje opgehaald en wij hadden Gijs tijdelijk in huis totdat mijn oma haar verassing zou komen ophalen. Alleen wij vonden Gijs zo ontzettend leuk dat we hem eigenlijk zelf wilden houden. Daar kwam nog bij dat Gijs nierpatiënt was die een speciaal dieet moest volgen. En dat was eigenlijk niets voor mijn oma die gewoon een “simpele rooie kat zonder gedoe” wilde. De beslissing was dus snel gemaakt: Gijs was voortaan van ons!
Ondanks zijn dieet groeide Gijs als kool en zijn lichaam nam al snel monsterlijke proporties aan. Het werd eigenlijk een soort tijger en zo kon hij zich tegenover andere katten ook wel eens gedragen. Op een gegeven moment hadden we vier katten thuis, maar Gijs was en bleef de baas. Dat ging zelfs zo ver dat hij de andere drie katten vaak pas liet eten als hij zelf klaar was. En dan had hij ongeveer de helft van de vier porties voer op, dus Gijs groeide vrolijk verder. In zijn hoogtijdagen was Gijs een monster van een dikke twaalf kilo dat voor niets of niemand aan de kant ging. Ik vergeet nooit meer de dag dat een vriend van mijn ouders onaangekondigd langs kwam met een grote bruine hond. Dat enorme beest huppelde vrolijk ons huis in en drie van de vier katten stoven als angsthazen weg. Ik ben als kind ooit zo stom geweest om een herdershond op mijn rolschaatsen uit te laten, dus ik weet uit eigen ervaring hoe sterk honden kunnen zijn.
Gijs hield zich blazend en grommend vast als een echte rodeorijder en probeerde zo veel mogelijk hondenvel kapot te krabben en te bijten als hij maar kon
Gijs stond letterlijk een seconde aan de grond genageld en zette al zijn haren uit zodat hij nog dikker leek dan hij al was. De hond zag Gijs nu ook en ze keken elkaar een fractie van een seconde aan. Voordat de hond in de gaten had in wat voor situatie hij zich bevond nam Gijs een grote sprong en landde vol op zijn rug. Daar zette hij al zijn nagels uit en ging letterlijk te keer als een beest. De hond schrok zich rot en begon piepend te draaien en te hupsen om die wilde kat van zijn rug te krijgen. Maar Gijs hield zich blazend en grommend vast als een echte rodeorijder en probeerde zo veel mogelijk hondenvel kapot te krabben en te bijten als hij maar kon. Plukken haar vlogen in het rond. Het arme beest wist niet wat hem overkwam. Het bezoek was gelukkig van korte duur want de vriend wist niet hoe snel hij zijn hond weer naar buiten moest trekken. Toen we allemaal weer van de schrik waren bekomen moesten we toch wel lachen om dit hilarische tafereel van een kat op hondenrodeo.
Nee, als het om zijn territorium ging maakte Gijs geen grappen. Wij woonden in een straat met een galerij balkons aan de achterkant die door tussenschotten van elkaar gescheiden werden. Toen deze door de woningbouwvereniging een keer vervangen moesten worden dacht Gijs simpelweg dat “zijn” balkon opeens net zo lang was als de hele straat. Elke kat die hij tegen kwam vrat hij zowat op met huid en haar. Hij ging zelfs zover om bij andere mensen naar binnen te gaan en daar verder te vechten. Het leek ons dus maar beter om onze balkonheerser een tijdje binnen te houden. Hij begon al een slechte reputatie te krijgen.
Lieve, stoere kat
Nu schilder ik Gijs misschien af als een ordinaire vechtersbaas, maar eigenlijk was het een grote lieve goedzak. Als ik me als kind boos, eenzaam of verdrietig voelde kwam Gijs altijd bij me om me te troosten en te knuffelen. In veel opzichten was het mijn allergrootste vriend door dik en dun. Toen ik een jaar of zestien was stierf hij. Hij liep toen al een tijd heel zielig rond met zo’n plastic kap om zijn kop omdat hij steeds zijn nek open krabde. Ik zal deze bijzondere, lieve, stoere kat nooit meer vergeten. Sterker nog, mocht ik ooit een zoon krijgen, dan noem ik hem Gijs.
Volgende week in Def P ‘Heen en Onweer’ : Minsk + ONGEIN IN DE TRAM
(advertentie)