(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)

De lekkerste cannabis is niet alleen smaakvol en potent, maar rookt ook goed en is daarbij zacht voor de keel. Als je na iedere haal moet hoesten als een zeehond is het namelijk niet echt genieten, en waarschijnlijk ook niet erg goed voor je longen. Gelukkig kun je er in de meeste gevallen zelf voor zorgen dat je oogst boterzacht aanvoelt bij het roken. Lees maar mee.

Als je eerste oogst goed heeft opgebracht en er ook lekker uitziet, dan ben je waarschijnlijk al heel tevreden met het resultaat. Na een paar kweekrondes ga je waarschijnlijk hogere eisen aan je wiet stellen, en ben je misschien niet meer zo tevreden met kwantiteit en een mooie bag appeal alleen. Een opbrengst die als schuurpapier aanvoelt in je keel wordt dan een serieuze afknapper.

Wat zorgt voor scherpe rook?

Er zijn best veel factoren die de scherpte in je keel bij het roken beïnvloeden. Het juiste vochtgehalte van de wiet en hoe fijn of grof het gemalen is om te beginnen, want dat heeft een grote invloed op hoe goed een joint brandt. Hoe beter een joint namelijk brandt, hoe zachter de rook over het algemeen aanvoelt in je keel. Te droge wiet brandt bijvoorbeeld veel te snel en kan daardoor scherp aanvoelen in je keel.

Is je wiet daarentegen nog wat te nat, dan rookt en brandt het ook niet lekker. De onvolledige verbranding laat donkere as achter, en zorgt er meestal ook voor dat je een joint steeds opnieuw moet aansteken. Zulke joints zijn meestal ook scherp in je keel, en het steeds opnieuw aansteken zorgt er ook voor dat je via de aansteker relatief veel butaan binnenkrijgt. Ook niet echt lekker. Het vochtgehalte is dus een belangrijke factor.

Afgezien van vocht, kan cannabis nog meer stoffen bevatte die de rook scherper maken voor je keel. Wiet die relatief nog (te) veel bladgroen bevat, oftewel chlorofyl, kan daardoor ook scherp aanvoelen. Rook je veel blad mee waar geen of weinig trichomen op zitten, dan rook je ook meer bladgroen. Goed knippen kan zo dus ook bijdragen aan een zachter gevoel in de keel.

Verder zorgt vrijwel alles wat op je toppen zit maar daar niet zelf gegroeid is, voor een slechte en scherpe smaak. Denk daarbij bijvoorbeeld aan bestrijdingsmiddelen en kunstmatige smaakstoffen, maar ook aan grovere vervuiling zoals haartjes, insecten en stofjes die aan je toppen kunnen blijven plakken. En hoewel dat er soms wel vanzelf groeit, zorgt schimmel natuurlijk ook voor een scherpe (en vieze) smaak bij het roken.

Tenslotte zijn er ook natuurlijke stoffen zoals de terpenen bijvoorbeeld, die voor een scherpe rook kunnen zorgen. In dit geval heeft de scherpe smaak dus een genetische oorsprong. Je kunt deze wiet wel wat zachter voor je keel maken, door goed te spoelen in de laatste bloeiweken, langzaam te drogen en een degelijke cure, maar helemaal boterzacht zal het toch niet worden. Strawberry Cough kan bijvoorbeeld nog weleens een hoestbui opwekken, en werd daar zelfs naar vernoemd. De heerlijke aardbeiensmaak maakt in dit geval een hoop goed!

Je geniet meer als je wiet lekker zacht is voor je keel.

Boterzachte wiet voeden

Wiet kweken die boterzacht aanvoelt bij het roken begint bij de manier van kweken. Daarmee bedoelen we vooral de manier waarop je je wietplanten voedt. Cannabis wordt namelijk het zachtste als wietplanten precies de juiste hoeveelheid mineralen (voedingsstoffen) binnen krijgen. Ze hoeven dan geen mineralen in het bladgroen op te slaan die voor een scherpe rook kunnen zorgen.

Kweek je met minerale voeding die direct opneembaar is, dan is het belangrijk om niet te overvoeden. Daarvoor kun je het beste gebruik maken van hydrologische mediums (bodems) waarin je een te veel aan voeding snel kunt uitspoelen. In aarde kan zulke minerale voeding namelijk voor ophoping zorgen, waardoor je planten te veel binnenkrijgen.

Kweek je wel op aarde, dan kun je beter biologische voeding gebruiken die het bodemleven in de aarde zelf voedt. Dit is overigens een uitstekende methode om ‘boterzachte’ wiet te kweken, omdat het bodemleven wietplanten helemaal op maat voedt. Jij voedt op jouw beurt alleen de bodembacteriën met biologische plantenvoeding. Het bodemleven breekt die af, en zet het om in opneembare voeding voor je plant op maat.

Laat je wiet goed curen voor je er een opsteekt.

De laatste twee weken/dagen spoelen

Chlorofyl en plantenvoeding hebben een negatieve invloed op de scherpte van cannabis, en daarom voedt je zoveel mogelijk op maat. Desondanks maakt een wietplant natuurlijk gewoon chlorofyl aan, want al dat bladgroen heeft ze nodig voor de fotosynthese. Een wiettop bestaat dus ook altijd voor een deel uit chlorofyl, maar dat kun je in de laatste twee weken/dagen wel minimaliseren door te spoelen.

Met spoelen bedoelen we het geven van alleen water in de laatste periode voor de oogst. Hierdoor spoelt het grassige en groene chlorofyl niet letterlijk weg, maar het geeft wietplanten wel de kans om hun reserves te verbruiken. Als je het goed doet, dan zie je het groen letterlijk uit de bladeren trekken, die daardoor geel of paars kunnen worden. Net als de bladeren aan de bomen in de herfst.

Kweek je op aarde en gebruik je biologische voeding en een bodemleven, dan hoef en kun je niet spoelen. Dit is omdat het bodemleven je planten tot aan de oogst van precies de juiste hoeveelheid voeding blijft voorzien. Gebruik je aarde en minerale voeding (wat niet aan te raden is) dan moet je wellicht twee weken lang spoelen. De voeding die nog in de aarde zit moet namelijk eerst verbruikt worden.

Kweek je hydrologisch (dan gebruik je altijd minerale voeding) dan kun je met een kortere spoeling volstaan. Het hydrologische medium is namelijk vrijwel direct uitgespoeld nadat je het voedingswater met gewoon water vervangen hebt. Een spoeling van de laatste twee tot vier dagen kan dan volstaan.

Drogen voor een boterzachte rookervaring

We zagen al dat het vochtgehalte in cannabis belangrijk is voor de ‘hardheid’ van de rook in je keel. Zodoende is het juiste droogproces ook van belang. Te snel drogen kan ervoor zorgen dat de wiet te droog wordt, en te heet brandt. Langzaam drogen is dan ook het advies, en zorgt voor een goede verdeling van het vocht over de hele top.

Neem voor het drogen dan ook een dag of tien de tijd. Droog in het donker om degradatie door UV-licht te voorkomen, maar gebruik geen extra hulpmiddelen om het droogproces te versnellen. Geen kachels of ventilators dus! Zorg wel voor genoeg luchtverversing, dus droog in een ruimte waar de lucht constant ververst wordt. Een lege kweekruimte met alleen de afzuiging aan is ideaal.

Drogen gaat in een mooi tempo als je het bij een luchtvochtigheid van ongeveer 60% doet, en een temperatuur van ongeveer 16 graden.

Laat je oogst langzaam drogen, voor het ‘zachtste’ resultaat.

Curen: de laatste cruciale stap

Direct na of tijdens het drogen kan je wiet wat naar gras ruiken. Dit is al het vocht dat uit de groene delen van je cannabis verdampt, want chlorofyl ruikt een beetje naar gras. Als het meeste van dit vocht verdampt is komt de natuurlijke geur van de terpenen weer naar boven, en begint je wiet weer net zo lekker te ruiken als tijdens de bloeifase.

Het optimale vochtgehalte en zo min mogelijk chlorofyl bereik je door je wiet na het drogen nog een tijd te laten rijpen. Het laatste vocht zal zich daarbij over de hele toppen verdelen, terwijl chlorofyl nog verder afbreekt en de vluchtige terpenen zoveel mogelijk behouden blijven. Curen doe je dan ook in een afgesloten glazen pot of speciale Terploc Grove Bags daarvoor.

Gebruik je potten om te curen, dan moet je die de eerste tien dagen ongeveer, elke dag even open zetten om eventueel te veel aan vocht eruit te laten. Dit noem je burpen (laten boeren in het Engels). Gebruik je een Grove Bag, dan hoef je niet te burpen. In dat geval moet je wel extra opletten dat de wiet echt droog genoeg is voordat je het erin stopt.

[Foto’s: Shutterstock]
(advertentie)