(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)

Aan een wietplant kun je op verschillende manieren komen. Je kunt simpelweg een zaadje in de grond stoppen, maar je kunt ook takje afsnijden van een bestaande wietplant en deze laten wortelen. Uit een zaadje of uit een stekje dus. Maar wat zijn eigenlijk de grootste verschillen, en waarom zou je voor zaden of stekken kiezen? 

Een stek (of kloon) is een exacte kopie van de moederplant. Als je wietplanten groeit uit stekken, zullen deze dus precies dezelfde karaktertrekken vertonen als de plant waarvan de stek afkomstig is. Het maakt niet uit hoeveel stekken je maakt, ze groeien allemaal hetzelfde als de plant waarvan ze gekloond zijn.

Stek of zaad?

Wanneer je echter een plant vanuit een zaadje groeit, weet je nooit van tevoren hoe deze uiteindelijk precies wordt. Vijf zaden zullen vijf planten voortbrengen met licht verschillende karakteristieken, ook al zijn het zaadjes van dezelfde plant. Het is net als met broers en zussen – ze hebben min of meer gelijkende karakteristieken, maar zijn nooit volledig identiek.

Kweken uit wietzaden is altijd een beetje een gok, je weet nooit exact wat er precies uit groeit… [Foto: Roxana Gonzalez, Shutterstock]

Kwekers baseren hun keuze voor stekken of wietzaden vaak uit praktische overwegingen. Als je niet aan goede stekken kunt komen, kun je zelf een ruimte vrijmaken voor een moederplant om stekken van te nemen. Als je dat niet kunt of wil, zul je wietzaden moeten aanschaffen. Een voordeel daarvan is dat je een zeer ruime keus hebt want bijna alle wietsoorten zijn als zaad beschikbaar. Zelfs de meeste nieuwe Amerikaanse wietsoorten.

Kweken uit wietzaden

Zelfs wietzaden van de beste zadenbedrijven zijn niet helemaal hetzelfde. Uit zaad kweken brengt dus altijd een verrassingselement met zich mee, je weet immers nooit exact wat er uit het zaadje groeit. Dat kan slecht of goed uitpakken. Het zou bijvoorbeeld ook zomaar kunnen dat je erachter komt dat het zaadje een plant voortbrengt met precies díe karakteristieken waar je al zo lang naar op zoek bent.

Een stek is een tak van een bestaande wietplant die nieuwe wortels heeft gekregen. [Foto: shutterstock/Eric Limon]

Zolang je in een schone omgeving werkt, en je ervoor hebt gezorgd dat er geen insecten (zoals spint) naar binnen zijn geslopen, zul je met zaden altijd insecten-vrije planten kweken. En dat behoedt je mogelijk van een heleboel problemen. Wietplanten die uit zaad voortkomen zijn over het algemeen ook vrij sterk, en leveren een gezonde oogst.

Omdat wietplanten uit zaad hun penwortel nog hebben, staan ze doorgaans steviger in de grond. Dit kan een groot voordeel zijn als je buiten gaat kweken. De penwortel is de eerste wortel dat uit een zaadje groeit en rechtstreeks verbonden is met de hoofdstam. Dit is eigenlijk de hoofdstam onder de wortels.

Kweken uit stekken

Planten uit stekken zijn onveranderlijk identiek aan elkaar. Logischerwijs zullen stekken die meer licht en meststoffen krijgen wel groter worden dan exemplaren die minder licht, een kleinere pot of minder groeitijd krijgen maar genetisch gezien zijn ze even gelijk als een eeneiige tweeling.

Van tevoren weet je met stekken dus precies wat je kunt verwachten. Je kiest je stekken dus uit op basis van de karakteristieken die jouw voorkeur hebben. Die ene plant met die heerlijke smaak en geur bijvoorbeeld, of die plant die juist enorme toppen krijgt.

Een risico van het gebruik van andermans stekken, is dat ze mogelijk vaker ziekten of plagen hebben. Spint reist bijvoorbeeld graag met stekken mee als deze worden vervoerd. Op die manier kun je ze onbedoeld en als een soort paard van Troje je eigen kweekruimte in brengen. Een ervaren kweker zal de aanwezigheid van spint direct opmerken en de nodige maatregelen treffen, maar helaas beschikt niet iedereen over die expertise.

Zelf ook gezonde stekken nemen van een moederplant doe je zo.

[Openingsfoto: Skyliz, Shutterstock]
(advertentie)