(advertentie)
(advertentie)
(advertentie)
Wiet stekken

Er zijn genoeg verschillende wietsoorten als zaad te koop, om iedere nieuwe kweek voor de rest van je leven met een nieuwe strain te beginnen. Maar wellicht blijkt één van die soorten echter zó goed, dat je die nog wel een paar keer zou willen kweken. Dan is het zaak om de beste plant te selecteren en er een moederplant van te maken die aan al je eisen voldoet.

Een kleine moederplant kan, als je het een beetje slim aanpakt, wel zo’n 800 stekken per jaar opleveren. Je hoeft geen rekenwonder te zijn om te begrijpen dat daar een hoop geld mee uit te sparen valt. Maar hoe kom je aan zo’n moederplant?

De beste moederplant is niet simpelweg de mooiste dame die je uit gefeminiseerde zaadjes hebt gekweekt. Gefeminiseerde planten zijn namelijk minder geschikt als moederplant dan vrouwelijke planten uitregulier zaad. Het grootste bezwaar tegen het gebruik van gefeminiseerde zaadjes voor moeders, is het risico op hermafrodiete stekken. Moederplanten worden immers behoorlijk op de proef gesteld. Ze worden soms maanden in de groeifase gehouden, en veelvuldig gesnoeid. Dit levert waarschijnlijk veel stress op, waardoor moeders uit sommige gefeminiseerde zaden hermafrodiet kunnen worden.

Dus voordat je je moederplant kunt kiezen zul je eerst regulier zaad moeten opkweken en afscheid moeten nemen van wat mannelijke planten. Er zijn wel kwekers die gefeminiseerd zaad gebruiken, maar die maken er dan niet meer dan drie keer stekken van. Met elke snoeibeurt gaat namelijk ook het risico op herma’s omhoog.

Met planten uit gefeminiseerd zaad loop je een groter risico op een hermafrodiete moederplant. Foto: Holly Mazour, Shutterstock

F1 hybrides

In principe kun je iedere vrouwelijke wietplant gebruiken om een moederplant van te maken. Er zijn echter wietsoorten die beter geschikt zijn dan anderen. F1-hybrides bijvoorbeeld, kennen een paar grote voordelen als het op het maken van stekken aankomt.

F1 hybriden zijn de eerste generatie na een kruising van twee zeer verschillende wietsoorten zoals bijvoorbeeld een pure sativa en een echte indica. Ze bieden het beste van beide ouders en zijn meestal consistent hetzelfde. Daarnaast bezitten ze iets wat we ‘hybride groeikracht’ noemen: ze groeien zo’n 25% sneller dan terug gekruiste zaden!

Wie genoeg tijd en ruimte heeft en op zoek is naar dat ene speciale fenotype, kan juist daarom ook met F2 hybriden (het product van twee F1 hybriden) kweken om een diversiteit aan fenotypen te krijgen. Maar voor een hobbykweker die zijn eigen kloontjes wil maken zijn F1 hybriden meestal de betere keus. Zadenbedrijven zullen het altijd vermelden als een soort een F1 hybride betreft, vanwege de snellere groei en stabiliteit van zo’n kruising. Let daar dus op bij het bestellen van zaad voor je ‘beste moederplant’.

F1 hybrides zoals deze AK-47 zijn goede moeders dankzij 25% extra ‘hybride groeikracht’.

De beste moederplant kweken

Heb je goede reguliere F1 zaden gevonden, dan begint het selectieproces al meteen bij het ontkiemen. Noteer in welke volgorde de zaden ontkiemden, want daaraan kun je al het een en ander voorspellen. Het zijn in de regel namelijk niet de zaden die als eerste uitkomen, en ook niet de zaadjes die als laatste ontkiemen die de beste moederplanten maken.

Al vrij snel na het ontkiemen kun je de eerste verschillen in groei zien, planten die in het begin het weelderigst groeien, doen het uiteindelijk ook vaak het beste. Maar om die ultieme moederplant eruit te pikken, zul je toch echt moeten wachten tot alle planten zijn uitgebloeid. Pas dan kun je immers de opbrengst per plant wegen, en de wiet roken om te proeven hoe de smaak is en wat voor effect de wiet geeft. Maar tegen die tijd heb ook geen levende planten meer over om als moederplant te gebruiken, dus hoe los je dat probleem op?

Wat je doet is het volgende: je kweekt alle zaden op tot je planten groot genoeg zijn om een aantal stekken van te nemen. Deze geef je een label, en laat je door middel van het 18/6 lichtschema in de vegetatieve fase (groeifase), totdat al hun moeders zijn afgebloeid. Mocht je onder de moeders een mannetje ontdekken, dan kun je de bijbehorende stek uiteraard ook meteen weg doen.

Voorzie je stekken van een label, zodat je achteraf nog weet van welke moederplant ze komen. Foto: Brandon Crawford, Shutterstock

Waar je op moet letten bij het selecteren

Bij het selecteren kies je simpelweg de plant die juist die eigenschappen bezit die je als kweker zelf waardeert. Deze eigenschappen kunnen per persoon verschillen. De een heeft bijvoorbeeld graag lage planten omdat hij of zij maar een lage bloeiruimte heeft. Een ander wil misschien liever een soort die vooral veel wiet oplevert, terwijl de derde kweker vooral een lekkere smaak en potentie zoekt.

Zoveel mensen zoveel wensen, maar er zijn wel wat eigenschappen waar je op kunt letten. Een weelderige groei is bijvoorbeeld een goed teken. Een grote opbrengst uiteraard ook, maar ook de geur tijdens de groei is al een goede indicator van een goede moederplant. Wrijf van tijd tot tijd dus met je vingers over de stam en ruik welke plant je het lekkerste vind ruiken. Krijg je onverhoopt met een ziekte of plaag te maken, dan ontdek je ook meteen welke plant het beste weerbaar is hiertegen.

De rooktest is je belangrijkste wapen bij het selecteren van je beste moederplant. Foto: 24K-Production, Shutterstock

Bloei je planten dus gewoon af zoals je gewoonlijk ook zou doen. Kijk welke planten het mooiste groeien en bloeien, en proef of het eindresultaat je bevalt. De rooktest is uiteindelijk je belangrijkste wapen bij het selecteren van je beste moederplant. Kies daarna gewoon de plant(en) eruit die jij het beste vindt. De stekken die bij deze moeder horen, zullen je uiteindelijke moederplant(en) gaan worden.

Veel succes bij het maken van de beste moederplant! Lees eventueel ook hoe je bonsai moederplanten kunt maken, want die hebben niet zoveel ruimte nodig.

[Openingsfoto: Sabrina Calderon, Shutterstock]
(advertentie)